
In enkele omringende landen in Europa werden experimenten gedaan met het kunstmatig bevriezen van water. Dat ijs werd voor verschillende doeleinden gebruikt. In Engeland was men het vroegst met het aanleggen van kleine ijsvloertjes. Later volgden andere landen, waaronder Nederland met als doel een ijsvloer te hebben in binnenruimtes voor ijshockey. Den Haag had met zijn HOKIJ de primeur voor deze sport. In 1937 werd de baan geopend.
Maar ook hardrijders gingen later gebruik maken van deze kleinere ijsvlakten. In Zuid-Holland waren het Rudi Liebrechts en Peter Nottet die hier ook schaatsen om de techniek bij te schaven als ze niet in het buitenland trainen. In Amsterdam was een 10 m bredere baan ontwikkeld waar Nederlanse hardrijders op gingen trainen in voorbereiding op het natturijsseizoen in het buitenland.
400 m banen
Na dit schuchtere begin op ijshockeybanen volgden eind jaren vijftig de plannen voor 400 m kunstijsbanen. In 1961 werd na een kort traject van voorbereiding al binnen een jaar een baan geresaliseerd. In 1962 volgden Deventer en in 1966 Heerenveen. Deze laatste zelfs met een extra recht stuk aan de 100 m voor kortebaanwedstrijden.
In het hele land
Mede door de slappere winters én het groeiend aantal schaatsliefhebbers en trainingsgroepen werd de roep om meer ijsbanen groter. In 1969 kregen Groningen en Eindhoven hun 400 m baan; in 1970 Utrecht en in 1971 Assen. Maar de bouw ging verder want in 1971 kreeg Assen een baan, in 1972 Alkmaar in 1974 Den-Haag, in 1977 Haarlem in 1989 Geleen en in 1998 Dronten. Nijmegen kreeg in 1996 een 333 m baan. Maar ook steeds meer kleinere banen kwamen op.
Overkapping
Diverse eerder gebouwde ijsbanen kregen later een overkapping zoals de Uithof in Den Haag in 1989, 1992 volgde Deventer en in de zomer van 1997 kreeg ook Utrecht met de Vechtsebanen zijn overkapping. In 2000 kregen de banen van Alkmaar en Eindhoven een overkapping.